Lessen uit de Filosofentuin
Een tekst nav een boekpresentatie op 1/12/24 ‘Berichten uit de filosofentuin”, Mieke Maerten, 2023, uitgegeven door Garant/Cyclus, Antwerpen
Elke tuin, hoe klein of hoe groot die ook mag zijn, heeft wellicht zijn eigen verhaal. Zelfs achter de aankoop van een plant of struik in een pot zit een verhaal. Het verhaal van de filosofentuin begint met mijn rouw die volgde op ziekte en de euthanasie van mijn zoon. De rouwsluier die mij omklemde maakte de aanleg van de tuin noodzakelijk. Want om niet weg te zinken in het moeras van verdriet, om niet ‘versteend’ door het leven te gaan, om mijn empathie voor anderen niet te verliezen en niet te verdrinken in zelfmedelijden, moest ik op zoek naar iets dat tegengewicht gaf aan het donkere, aan het zware dat plots in mijn leven gekomen was. Iets dat een bron kon zijn van schoonheid, verwondering en troost. Een plek van rust maar ook een uitnodigende plek waar niet alleen ik, maar ook mijn familie, vrienden, kennissen en elke bezoeker zich goed zou voelen.
Mijn gedachten gingen naar de filosofen uit het oude Griekenland en Rome. Zij zagen de tuin als de plaats waar men ver van de drukte van de stad elkaar kon ontmoeten om over literatuur te spreken, over levensvragen na te denken en samen dingen te onderzoeken. Tuinieren werd door hen als ideale oefening voor het lichaam erkend en werd ook toen reeds bij depressie als therapie aangeraden. Plato, Aristoteles, maar ook de stoïcijnen in het oude Rome gaven al kuierend in tuinen en parken les. Voor Epicurus stond de tuin symbool voor onafhankelijkheid. Geeft de tuin je immers niet de mogelijkheid om zelfvoorzienend te zijn en zo onafhankelijkheid te verwerven?
De tuin als ontmoetingsplaats, een plek om rond te wandelen, van gedachten te wisselen en te genieten van de kleine, verrassende en mooie dingen van het leven, de tuin als therapie? Het idee van de filosofentuin was geboren.
Dat de filosofentuin niet zomaar een tuin zou zijn, maar een ontmoetingsplaats en troostplek was dus van meet af aan duidelijk. Toch konden noch de tuinier, noch de schrijver, noch de denker in mij zich ooit inbeelden hoe veel meer de tuin nog zou geven.
Tuinieren als spirituele activiteit
Het werken in de tuin bracht het wat stramme lijf opnieuw in beweging. Dopamine, serotonine en endorfines die bij het wroeten in de aarde aangemaakt worden, zorgden voor een gevoel van welbehagen. Het werken in open lucht stimuleert de doorbloeding in de hersenen en brengt mij meermaals in ‘de flow’. Tijd bestond niet meer. Tuinieren bracht opnieuw helderheid in mijn denken en toonde mij de weg uit het labyrint van eenzaamheid. Nooit had ik durven verwachten dat de activiteit van het tuinieren en de verwondering die het tuinieren opwekt, al mijn zintuigen zou activeren en mijn zelfreflectie zo intens zou stimuleren.
De filosofentuin werd een plaats waar natuur en denken elkaar ongemerkt vinden en samenvloeien.
Fysieke handelingen zoals plantschema’s maken, zaaien, planten, snoeien, wieden, en oogsten, raakten ongemerkt verweven met mijn ‘zijn’, verdiepten mijn blik op plant en dier en mijn relatie tot de wereld, tot de natuur. Dit leidde langzaam tot de bewustwording dat het leven in de filosofentuin als een afspiegeling kon gezien worden van het leven in gemeenschap. Maar er was meer. Na het herlezen van het boek ‘Berichten uit de Filosofentuin’ (1) en het verder werken in de tuin, groeide het besef dat naast zovele aspecten van tuinieren, die later nog aan bod komen, tuinieren ook als een spirituele praktijk kon gezien worden.
‘Tuinieren als een spirituele praktijk’? Bij een vriendin riep dit een beeld op van monniken, paters of nonnen die in een grote omwalde kloostertuin, in meditatie verzonken, rondwandelen. Dat zou natuurlijk kunnen maar zo bedoel ik het natuurlijk niet.
Spiritualiteit kent vele vormen. De spiritualiteit die ik via de tuin ontdekte, verwijst niet naar een godsbeeld, niet naar een openbaring. Het gaat niet om religieuze spiritualiteit. Het gaat niet om die praktijken waarvan gezegd wordt dat ze ons als mens naar een hoger niveau tillen. Dit laatste houdt immers al snel het gevaar van oordeel/veroordeling van de anderen, van het andere in. Het gaat ook niet om praktijken waarbij beroep gedaan wordt op een medium, sjamanen, of goeroes, dansende tafels of om oproepen van geesten.
Spiritualiteit in deze context is een vorm van bewustwording. Een bewustwording niet enkel van de gelaagdheid van het eigen ‘zijn’, het eigen ik, maar ook van het grote geheel waarvan ik als mens slechts een deeltje ben. Zoals in onze tuinen planten, insecten, bodemdieren, vogels, luchtkwaliteit, neerslag, enzomeer, elkaar beïnvloeden. Zo sta ik als mens niet op mezelf, sta ik niet los van de wereld, niet los van de natuur. Ik ben er willens nillens deel van, beïnvloed en wordt beïnvloed.
Het gaat dus niet om spiritualiteit met enkel een focus op de ontwikkeling/ de groei van het zelf om het zelf. De tuin en het tuinieren leert mij dat de spirituele activiteit in deze context gericht is op de ontwikkeling van het het zelf in verbinding /interactie met het andere, met de anderen, in verbinding met de natuur. Het leerde me ook anders kijken. Een kijken dat niet uit was op direct persoonlijk voordeel maar het aandachtige kijken dat het andere meenam ik mijn blik.
Aandacht voor alles wat leeft, voor alles wat is. Aandacht voor de wisselwerking tussen het zichtbare en datgene wat aan het oog onttrokken is. Aandacht voor het grijpbare en het ongrijpbare. Denk aan het bodemleven dat we niet zien, tenzij we in de aarde wroeten. Aan het ondergrondse plantenweefsel. Aan het verborgen leven in onze vijvers. Aan de gassen in de lucht, aan stikstof, ammonium en water opgeslagen in en tussen grondkorrels en nog zoveel meer.
Dit besef bracht mij bij een tekst van Leo Apostel. Een tekst die ik jaren geleden als beginnende filosofiestudent doorploegde maar waarmee ik niet direct voeling kreeg. Hij omschreef spiritualiteit als :
“een systematische houding en strategie gericht op ervaringen die onze relatie met de diepste realiteit belichamen. Daartoe plaatst men zich ‘in het grootste geheel waartoe men denkt te behoren’ en richt men zich op de basisdoelen in dienst waarvan men het eigen leven stelt” (2)
Verder bouwend op de eigen ervaring en deze omschrijving van Leo Apostel is spiritualiteit in die zin, niet alleen een persoonlijke ervaring, een bewust worden van het gelaagde zelf in verbinding met de natuur = het grootste geheel waar ik deel van uitmaak, maar ook een strategie, een houding, een activiteit die met zingeving te maken heeft.
Deze verruimde interpretatie bracht mij van het tuinieren als spirituele activiteit terug naar de activiteit van het tuinieren op mijn lapje grond en naar ‘zingeving’.
Kijkend naar de tuin groeide het besef dat alhoewel onze tuinen door kadastrale grenzen afgebakend zijn, deze zich hierdoor niet laten beperken. Rizomen van bamboe en andere planten, bramen, het wortelgestel van de bomen laten zich niet door door kadastrale lijnen insluiten. De bladkoepel van de catalpa (3) in de filosofentuin overschrijdt de grenslijn en zorgt ook voor schaduw bij de buren. De hoge ceder van de andere buren zorgt voor een mediterraans gevoel in de filosofentuin. De wind neemt de zaden van de filosofentuin mee om die elders weer neer te vleien, en zelf ontvangt de filosofentuin zaden van planten die er voordien niet stonden (4). Communicatie tussen planten en dieren overschrijdt zowel ondergronds als bovengronds de grenzen van onze tuinen. Dat geeft mij als tuinier extra verantwoordelijkheid voor het lapje grond dat ik bewerk. Want dat lapje grond maakt net als ik deel uit van een groter geheel, en mijn activiteit of gebrek aan activiteit, kan van invloed zijn op de lapjes grond die de filosofentuin omringen.
Tuinieren als levenskunt
Naast het besef dat tuinieren ook een spirituele activiteit is ontdekte ik dat onze tuinen, indien we aandachtig zijn, ons veel levenslessen geven.
Enkelen heb ik opgelijst en kort beschreven
Lacher prise en geduld
Meermaalsplantte ik gaura, duifjeskruid (scabiosa) en lupinen en wat was ik trots op demooie peterselievlier die een ereplaatsje kreeg dicht bij huis. Maar in de filosofentuin zie je tot mijn spijt geen gaura, geen lupinen of geen peterselievlier. Ook scabiosa met zorg geplant, hield het telkens slechts één zomer vol.Je kan mijn verwondering voorstellen toen ik op een dag in het deel van de tuin waar het on-kruid (5) welkom is, duifjeskruid ontdekte dat zichzelf had gezaaid. Iets zachter van kleur en kleiner van bloem dan de gecultiveerde exemplaren, tovert het zacht paarse bloemhoofdje nu elk jaar een glimlach op mijn gezicht. We kunnen zaaien en planten in een goed voorbereide bodem, maar dan moeten we loslaten. Het kiemen, het wortelen, daar hebben we geen zeggenschap over en we moeten gewoon geduldig afwachten. De tuin leert ons dat we niet alles onder controle hebben, soms moeten we echt (durven/leren) loslaten en aanvaarden. Dat is ook zo in het leven.
Aandacht en geduld
Als een plant of struik niet goed groeit, kan ik ervoor kiezen deze meteen uit te doen om op de composthoop te gooien. Maar dan is het ook echt gedaan met de plant. Een andere optie is om de struik een tweede kans te geven door aandacht te schenken aan de leefomstandigheden van de plant (te nat, te droog, belaagd door insecten, concurrerende planten) en die zo nodig aan te passen. In de filosofentuin was het de Tinus Vibernum die het vele jaren moeilijk had zelfs nadat hij een nieuwe plaats kreeg. Elk jaar kreeg die extra aandacht. Nu staat die te pronken in de boomgaard en groeit elk jaar een beetje meer. Kunnen we de aandacht die nodig is om goede groeiomstandigheden te scheppen voor de planten in onze tuinen niet doortrekken naar de maatschappij waarin we leven? Is het niet beter vooraleer een oordeel te vellen, de groeimogelijkheden en leefvoorwaarden waarin mensen en kinderen leven, te evalueren? Mensen eventueel ook een tweede kans geven.
Aandacht maakt ook dat je planten of bomen gaat waarderen. Het verhaal van de catalpa (6) is hier een voorbeeld van. Tussen mij en de boom was het geen liefde op het eerste gezicht. Maar toen leerde ik de boom kennen. Zag voor het eerst hoe hommels uitbundig zijn bloemen bezochten en volledig met oranje stuifmeel bedekt de bloemetjes weer verlieten. Muggen houden niet van zijn geur en in de zomer biedt zijn grote bladkoepel verkoeling.
“Het is met bomen en planten zoals met mensen denk ik soms, of is het andersom?” Je kan je niet zomaar door een eerste indruk of aanblik laten (af)leiden. Je moet met ze in contact komen, meer over ze leren en open blijven om je te laten verbazen”. (Berichten uit de filosofentuin, p. 51 )
In de tuin kan je weinige dingen ‘forceren’, tuinieren vraagt geduld. Een gezonde bodem creëren door het bodemleven te voeden, vraagt al snel enkele jaren inspanning. Bomen en struiken hebben gewoon hun tijd nodig om te groeien.
De tuin: een cyclisch verhaal van seizoene
In onze contreien is het tuinleven onderhevig aan de seizoenen en we delen dikwijls levensfasen ook volgens seizoenen in. Natuurlijk heeft ieder van ons een affiniteit met een of ander seizoen (7). Dit geldt niet alleen voor onszelf maar ook voor de taferelen die zich seizoensgebonden in onze tuinen ontvouwen. (8) Het antwoord op het waarom van die affiniteit kan je enkel bij jezelf vinden. Die seizoenen, die altijd weer terugkomen en die vooral in onze tuinen zo zichtbaar zijn, geven ons wel een tweede kans. Wat dit jaar niet zo goed ging, kan ik volgend jaar anders aanpakken en dan lukt het wellicht wel. Dat is zo voor het tuinieren maar ook voor het leven op zich. Het is niet omdat het een keer niet lukt dat we bij de pakken moeten blijven zitten. We kunnen telkens opnieuw beginnen. Het is geen falen, het is zoeken naar de best mogelijke manier.
De tuin als verbinding tussen verleden en toekomst
Tuinen kunnen getuigen zijn van het verleden (9). Net zoals onze kleren, zijn tuinen onderhevig aan mode en trends. De hortensia die als ouderwets werd weggezet komt volop terug in onze tuinen. Verder kunnen tuinen de erfenis dragen van een industrieel verleden of van economische activiteiten. Denk aan de serreputten en de ‘fernazen’ (10) die je in vele tuinen in de druivenstreek terugvindt.
Zijn onze tuinen dikwijls getuige van het verleden, ze slaan ook de brug naar de toekomst. Menige boom in de filosofentuin, waaronder de ginkgo biloba, zal ik in de tijd die mij hier nog rest, nooit volwassen zien. Dat is een boom voor de volgende generaties (11).
Deze verbindingsfunctie tussen generaties maakt nog duidelijker dat we als tuinier verantwoordelijkheid dragen ten opzichte van dat lapje grond dat we bewerken.
Leven en dood
Aandachtig tuinieren doet stilstaan bij leven en dood, bij vergankelijkheid. Want zowel leven (de groeiende planten, de insecten, enz) als de dood (denk maar aan de compost) zijn allebei uitdrukkelijk aanwezig in de tuin. Dode planten, tot humus herleid, worden een voedingsbron voor het leven. Het kan helpen om rationeel en zonder angst naar dood en leven te kijken.
Aarden
Kijk in gedachten naar een boom. Het wortelgestel staat vast in de grond. De stam ondersteunt de kruin die reikt naar de wolken en naar alles wat de boom omringt. Als de boom goed geworteld is, mag de wind komen. Ook al wiegt de boom misschien even heen en weer, toch blijft een goed gewortelde boom in de grond staan. Zo is het ook met ons mensen.
Als we goed geworteld in het leven staan zullen we niet als een weerhaan op de toren meedraaien met elk zuchtje wind dat onze richting uitkomt. We zullen rustig bij onszelf te rade kunnen gaan en rechtop blijven staan.
Goed aarden vraagt zelfkennis en zelfzorg maar de kunst van gezonde verbinding in vriendschap. Dan komen we weer bij de oude filosofen terecht en bij filosofen zoals Michel Foucault en Wilhelm Schmidt. Maar dat is een ander verhaal dat mij in deze context veel te ver brengt maar uitgebreid beschreven werd in mijn “Levenskunst en lichamelijkheid in het late werk van Michel Foucault”.
Tot slot toch even aanhalen dat tuinieren, bij alles wat het ons leert en bijbrengt, ook fysieke inspanningen vraagt.
“Il faut cultiver notre jardin” (12) laat Voltaire Candide zeggen. We moeten onze tuin bewerken. Laat ons iets van ons leven maken en laten we ons daarvoor richten op wat we zelf kunnen veranderen en beter maken. Laat ons daarvoor dicht bij huis, in onze tuin beginnen werken.
1. M. Maerten, Berichten uit de filosofentuin. Verhalen van troost, verbeelding en verwondering, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant,
2. Leo Apostel, Atheïstisch spiritualiteit,1998, Brussel, VUB press p. 38
3. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, Geen liefde op het eerste gezicht, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant pp 94-97
4. Ibid.3 Onkruid, pp 71-73
5. Ibid.3 Onkruid, pp 71-73
6. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, Geen liefde op het eerste gezicht, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant pp 94-97
7. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, Herfstige weemoed, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant pp 50-53
8. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, Taferelen, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant pp 32-33
9. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, Crea’s, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant pp. 26-27
10. De ovens waarin hout of steenkool werd verbrand om warmte te produceren die langs buizen de serres opwarmden. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, De tuin als getuige van een verleden,Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant, pp. 17-18
11. Mieke Maerten, Berichten uit de filosofentuin, Het stille plekje en de gingko, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus Garant,pp.34-35
12. Voltaire, ‘Candide ou l’optimisme’ p. 85
Inspirerende literatuur.
Apostel Leo, Atheïstische spiritualiteit, 1998, VUB press, 215pp
Goulson Dave, De Tuinjungle. Tuinieren om de wereld te redden, vertaling door Nivo Groen van het boek The Jungle Garden or Gardening to Save the Planet, 2019, Amersfoort, Uitgeverij Jonathan Cape, pp 203
Maerten Mieke, Berichten uit de filosofentuin. Verhalen van troost, verbeelding en verwondering, 2023, Antwerpen-Apeldoorn, Cyclus-Garant , pp 127
Maerten Mieke (Marie-Jeanne) , Levenskunst en lichamelijkheid in het late werk van Michel Foucault, 2010,Masterthesis Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen aan de VUB , pp 101
Stuart-Smit Sue, The well gardened Mind. Rediscovering Nature in the Modern World, 2020, London, William Collins, pp 342
Stuart-Smit Sue, Tuinieren voor de GEEST. Hoe we gelukkiger worden van zaaien, wieden en snoeien, vertaling door Rogier van Kappel en Pon Ruiter van ‘The well gardened Mind. Rediscovering Nature in the Modern World’, 2020, Amsterdam, De Bezige Bij, pp. 349
Oudemans, Th.C.W., Plantaardig, Vegetatieve filosofie, 2014, Zeist, KNNV uitgeverij pp. 203
Young Damen, Filosoferen in de tuin, 2014, vertaling door Joost Zwart van het boek Philosophy in the garden, 2012, Utrecht, Ten Have, pp. 222
Wohlleben Peter, Het verborgen leven van de bomen, vertaling door Bonella Van Beusekom van het boek, ‘Das geheime Leven der Bäume’, 2016, Amsterdam, Bruna Uitgevers, pp. 222
Wohlleben Peter, De geheime band tussen mens en natuur, vertaling door Bonella Van Beusekom van het boek ‘Das geheime band zwischen Mensch un Natur’, 2020, Amsterdam, Bruna Uitgevers, pp. 238
Events
zondag 1 dec van 10-17 uur
Tentoonstelling & spirituele markt
Boekvoorstellingen
Els Damen - Spiritualiteit 111
en Mieke Maerten 15u30 - 16u
Berichten uit de filosofentuin
---
Gemeenteplein 39
1560 Hoeilaart
--
meer informatie